Robert Baden-Powell (1857 – 1941) is de oprichter van Scouting. Hij wordt in 1857 in Londen geboren. Als 19-jarige gaat hij in het Britse leger naar India, waar hij een specialist in verkenningswerk wordt. Jaren later in Zuid-Afrika leidt hij specialisten op in het verkenningswerk. Zij zijn herkenbaar aan een lelie op de mouw. Door de strijd in de Tweede Boerenoorlog rondom het stadje Mafeking in 1900 wordt B.-P. een held in Groot-Brittannië.
Het zakboekje dat hij eerder schreef voor legerverkenners wordt dan populair bij Britse jongens. Een uitgever vraagt B.-P. zijn zakboekje over verkennen te bewerken voor de jeugd. Om dat idee uit te proberen organiseert B.-P. in 1907 op het eiland Brownsea, aan de zuidkust van Engeland, een proefkamp met 21 jongens. Met wat hij dan leert, schrijft hij het boek Scouting for Boys.
Het is een spelplan dat bedoeld is voor gebruik door bestaande jeugdorganisaties, en dat gebeurt ook, maar onverwacht beginnen overal in Engeland groepjes jongens zelf groepen op te richten. Hierdoor wordt Baden-Powell ‘gedwongen’ om een eigen scoutingorganisatie op te richten en werd op die manier de oprichter van de Internationale Scoutsbeweging. Eind 1908 staan er al 60.000 jongens geregistreerd bij het haastig opgerichte hoofdkwartier.
Scouting in Nederland begint bij journalist Gos de Voogt. Hij schrijft in 1910 drie artikelen over het succes van Scouting in Engeland, en over een groep Boy Scouts die naar Nederland komt om Scouting te promoten. De groep bezoekt drie geüniformeerde jeugdorganisaties in Amsterdam, Rotterdam en Tilburg. Er worden padvindsersgroepjes gevormd in Den Haag, Tilburg en Amsterdam.
De Voogt zoekt een Nederlandse Baden-Powell. Dat wordt dokter Lingbeek. Samen schrijven ze een boekje. De Voogt deelt gratis exemplaren uit van een nieuw weekblad De Padvinder. Lingbeek trekt door Nederland om lezingen te houden over scouting. Op 4 februari 1911 is hij in Assen, waar zijn toespraak in Bellevue leidt tot de oprichting van een vereniging die we tegenwoordig kennen als De Zwervers.
De krant Nieuwsblad van het Noorden van 6 februari 1911 schrijft “Na eene lezing van dr. Lingbeek, ambulanceleider uit den Zuid-Afrikaanschen Oorlog, is alhier opgericht een afdeeling der Padvindersvereeniging. Er hebben zich 32 jongelieden aangemeld.”
In 1915 fuseert de Nederlandsche Padvinders Organisatie (NPO) onder leiding van Prins Hendrik met de Nederlandse Padvinders Bond (NPB) tot de vereniging De Nederlandse Padvinders (NPV). De NPV is lokaal georganiseerd in padvindersgroepen die in het begin alleen bestaan uit een verkennerstroep.
Vanaf 1920 kunnen padvindersgroepen bestaan uit (maximaal) één welpenhorde, één verkennerstroep en één voortrekkersstam. Alle leden (jeugd en leiding) heten padvinder. Regionaal is het land dan verdeeld in districten die landelijk onder het Nationaal Hoofdkwartier vallen. Meisjes kunnen niet meer lid zijn van de NPV. Daarom ontstaat in 1916 het Nederlandsche Meisjes Gilde (NMG). In 1933 verandert dat in Nederlandsche Padvindsters Gilde (NPG).
De padvinderij in Assen groeit en krimpt. Op 16 januari 1926 wordt een padvindersbazaar gehouden. “Wat is dat een gezellige drukte geweest en wat een succes! (…) In een opzicht is de bazar mij echter zeer tegengevallen en wel doordat zich geen nieuwe jongens hebben aangemeld. Ik had gehoopt dat veel meer ouders en jongens eens zouden zijn komen kennismaken met de padvinderij en dat dan die jongens natuurlijk zouden toetreden. Het spijt mij zeer, dat dit niet is geschied, want werkelijk, aanvulling van onze gelederen is dringend noodzakelijk en dat wel spoedig ook.”
Begin 1928 wordt een stukje met de titel “Samensmelting van Troep I & Troep II; overgenomen uit het Jaarverslag 1927” geschreven. Er is “besloten tot opheffing van de beide oude troepen en tot stichting van een nieuwe Troep. De oude Troepvlaggen werden door de oudste patrouilleleiders weggedragen. Als nieuwe Troepkleur werd paars gekozen, zynde een vermenging van blauw en rood, respectievelyk de kleuren van Troep I & II. In den avond van 7 October hield de nieuwe Troep zyn eerste byeenkomst om een kampvuur. (…) 14 verkenners van den ouden Troep I, 7 verkenners van Troep II, 4 oud welpen en 5 nieuwelingen. De nieuwe Troep staat onder leiding van Hopman Knuttel en Vaandrig Nijenhuis”.
Eind 1929 bestaat de groep uit 12 voortrekkers (waarvan 3 welpenleiders en 1 assistent-verkennersleider), 32 verkenners en 26 welpen.
De padvinderij in Assen verandert flink in 1930. In het Asser NPV afdelingsblad Het Kompas van juni 1930 (jaargang 4, nummer 8) staat een stukje met de titel “Groei.”:
“Pas is weder de officieele scheiding doorgevoerd tusschen groep I en II, zulks omdat de Welpen moesten worden verdeeld over twee hordes – of groep III kondigt zijn komst aan.
Groep III wordt een byzondere groep voor Christelijke jongens. Voorloopig zijn Hopman Krayma en Vaandrig van der Lyn aan het oefenen met 9 jongens, maar over eenigen tijd zal de troep zich wel uitbreiden en ook een horde stichten. De nieuwe broeders zijn van harte welkom. Eerst is het nog wat onwennig, dat er in Assen nog een andere troep bestaat, dien wij minder goed kennen. Maar dat went wel en dan is te verwachten dat tusschen de verschillende groepen een prettige geest zal ontstaan van kameraadschap en gezonde concurrentie. De nieuwe groep wordt gelukkig gesticht in de Afdeeling en niet naast en buiten de N.P.V. De stichting van den nieuwen groep heeft noodig gemaakt eene regeling omtrent de eigendommen. Tot nu toe is, omdat er feitelijk maar een groep betond, nooit een scherpe scheiding gemaakt tusschen afdeeling en groep. En toch moet dit geschieden. Overeenkomstig de nieuwe spelregels hoort dan het zwaartepunt te liggen by de groepen. De groepen moeten beschikken over hun groephuizen, hun tenten enz. enz. Het was dus noodzakelijk, dat in Assen thans die scheiding werd voltrokken en daarby was het billyk, dat alle eigendommen kwamen aan de groepen I en II. Immers, die eigendommen – vooral het troephuis – zijn byeengebracht door die groepen en uit giften, speciaal voor die groepen gegeven. Daarom is thans besloten tot een officieele overdracht van het troephuis enz. met lusten en lasten van de afdeeling naar de gezamenlijke groepen I & II. Natuurlijk zal groep III, zoolang deze niet een eigen troephuis gevonden heeft, in het troephuis van I & II welkom zijn. De wekelijksche bydrage van f 0.05, thans voor de afdeeling, zal nu komen aan de groepen I & II. Zoolang groep III in het troephuis komt, zal ook deze groep die bydrage betalen aan I & II.”
De komst van de nieuwe troep komt in dit nummer van het afdelingsblad als een verassing. In de voorgaande nummers is er geen spoor van te vinden.
Iets lezen over Johannes Post is eigenlijk verplichte kost… evenals dit zo rond de 4 mei kort ter sprake brengen binnen de speltakken. Meer informatie over de JPG zoals hij nu is vindt u hier.